[NL] Cuestionario 01 – Vragenlijst 01

Hoe heet je?

Heet je Juan/Juani?
> Ja, ik heet Juan
> Nee, ik heet niet Juan, maar Fernando

→ Johan/Anneke; Kees/Emma; Bart/Els; Daan/Sara; Gijs/Sanne

Hoe heet hij/ze?

Heet hij/ze Jan/Juani?

Waar kom je vandaan?

Kom je uit Spanje?
> Ja, ik kom uit Spanje
> Nee, ik kom niet uit Spanje, maar uit Duitsland

→ Portugal, Frankrijk, België, Nederland, Polen, Rusland…

Waar gaat hij/ze naartoe?

Gaat hij/ze naar huis?

 

 

Waar ga je naartoe?

Ga je naar huis?
> Ja, ik ga naar huis
> Nee, ik ga niet naar huis, maar naar de bibliotheek

→ de universiteit; een café; een restaurant, de bioscoop, het park, een vriend…

Waar gaat hij/ze naartoe?

Gaat hij/ze naar huis?

Wat is je nationaliteit?

Ben je Spanjaard/Spaanse?
> Ja, ik ben Spanjaard
> Nee, ik ben geen Spanjaard, maar Duitser

→ Portugees/Portugese; Fransman/Franse; Belg/Belgische; Nederlander/Nederlandse; Pool/Poolse; Rus/Russische

Wat is zijn/haar nationaliteit?

Is hij/ze Spanjaard/Spaanse?

Wat heb je?

Heb je een auto?
> Ja, ik heb een auto
> Nee, ik heb geen auto [maar wel een fiets]

→ een fiets, een brommer, een broer, een zus, een hond, een kat

Wat heeft hij/ze?

Heeft hij/ze een auto?

Wat heb je bij je?

Heb je een pen bij je?
> Ja, ik heb een pen bij me
> Nee, ik heb geen pen bij me [maar wel een potlood]

→ een boek, een gsm (mobieltje), geld, een paraplu, je paspoort

Wat heeft hij/ze bij zich?

Heeft hij/ze een pen bij zich?
 

Wat kan je doen?

Kan je Engels spreken?
> Ja, ik kan Engels spreken
> Nee, ik kan geen Engels spreken [maar wel Frans]

→ Spaans, Engels, Frans, Duits, Arabisch, Portugees, Italiaans, Russisch, Chinees, Grieks, Arabisch, Nederlands…

Wat kan hij/ze doen?

Kan hij/ze Engels spreken?

→ Voetbal spelen? basketbal, volleybal, handbal, hockey, tennis, golf…

 

Wat wil je doen?

Wil je een bier drinken?
> Ja, ik wil graag een bier drinken
> Nee, ik wil geen bier drinken, dank je [maar wel een witte wijn]

→ een koffie, een thee, een cola, een bier, een witte/rode wijn…

Wil je een broodje eten?
> Ja, ik wil graag een broodje eten
> Nee, ik wil geen broodje eten, dank je [maar wel een hamburguer]

→ een broodje, een tosti, een hamburger, een kroket, een zakje friet… (eten)

Wat wil hij/ze doen?

Wil hij/ze een bier drinken
 
 
 
 
 
 
Wil hij/ze een broodje eten?