Boudewijn de Groot (1965 -)

Boudewijn de Groot.2

Boudewijn de Groot.1

Boudewijn de Groot.3

Frank Boudewijn de Groot (Batavia, 20 mei 1944) is een Nederlands zanger, songwriter, muziekproducent en acteur. Hij is een ware legende van de Nederlandstalige muziek, actief vanaf ongeveer 1965. In 2015 verscheen zijn twaalfde studioalbum, getiteld Achter glas.
 

Vroege jeugd: De Groot werd op 20 mei 1944 geboren in een Japans interneringskamp in Batavia (tegenwoordig Jakarta, Indonesië), voormalig Nederlands-Indië. Zijn moeder, Sophie Elisabeth Saueressig, overleed in juni 1945 in het Japanse interneringskamp Tjideng  [zie laatste filmpje beneden]. Na de oorlog, in 1946, keerde het gezin terug naar Nederland, waar de kinderen, Boudewijn, zijn broer en zijn zus, in verschillende gezinnen werden ondergebracht, zodat zijn vader kon terugkeren naar Indië. Zo kwam De Groot terecht in het gezin van een tante in Haarlem...

Voor meer informatie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Boudewijn_de_Groot

Frank Boudewijn de Groot (Batavia, 20 de mayo de 1944) es un cantante, compositor, productor musical y actor neerlandés. Es una auténtica leyenda de la música neerlandófona, activo desde aproximadamente 1965. En 2015 apareció su decimosegundo álbum de estudio, titulado Tras un cristal.

Temprana juventud: De Groot nació el 20 de mayo de 1944 en un campo de prisioneros japonés en Batavia (la actual Yakarta, Indonesia), en las antiguas ‘Indias Holandesas’. Su madre, Sophie Elisabeth Saueressig, falleció en junio de 1945 en el campo de prisioneros japonés Tjideng  [veáse el último vídeo abajo]. Tras la guerra, in 1946, la familia regresó a Holanda, donde los niños, Boudewijn, su hermano y su hermana, fueron alojados con distintas familias, para que el padre pudiera volver a Indonesia. Así fue a parar De Groot a la familia de una tía en Haarlem...

Para más información: https://nl.wikipedia.org/wiki/Boudewijn_de_Groot

Boudewijn de Groot – De Noordzee (1965)

Daar zeilde op de Noordzee,
de Noordzee wijd en koud,
een schip zo zwaar beladen
met 's werelds ijdel goud.
Daar kwam de Spanjaard dreigen
te roven ons het goud,
toen we voeren op de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
al op de Noordzee wijd en koud.

't Was onze jongste makker,
een jongen sterk en koen,
die sprak al tot den schipper:
Wat zult gij aan mij doen,
wanneer ik wil gaan zwemmen
en ginds het Spaans galjoen
doen zinken in de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
al in de Noordzee zinken doen?

Ik zal u geven zilver,
een wapen en blazoen.
Mijn eigen jonge dochter
zal ik u huwen doen,
wanneer gij wilt gaan zwemmen
en ginds het Spaans galjoen
doen zinken in de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
al in de Noordzee zinken doen.

De jongen bad de hemel,
sprong daarop overboord
en heeft in 's vijands scheepswand
drie gaten toen geboord.
En van de trotse Spanjaard
is nimmer meer gehoord,
op heel de wijde Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
op heel de Noordzee meer gehoord.

Toen zwom hij naar het schip
en de mannen juichten luid.
Maar onze schipper gaf hem
zijn dochter niet tot bruid.
Al smeekte ook de jongen
Haalt mij het water uit’,
de schipper gaf de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
gaf hem de Noordzee als zijn bruid.

Toen zwom hij om het schip heen,
hij was zo koud en moe.
Vol bitterheid en wanhoop
riep hij zijn makkers toe
‘Och makkers, haalt mij op,
want ik ben het zwemmen moe.
Mij trekt de koude Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
mij trekt de Noordzee naar zich toe’.

Zijn makkers redden hem toen
maar op het dek stierf hij.
Na het ‘een twee drie in Godsnaam’
dreef weg met het getij,
de koene jonge zeeheld,
veel jonger nog dan wij.
En zonk toen in de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
en in de Noordzee weg zonk hij.

Boudewijn de Groot – El Mar del Norte (1965)

Allá navegaba en el Mar de Norte,
el ancho y frío Mar del Norte
un barco tan pesadamente cargado
con el vano oro del mundo.
Allí llegaron los españoles amenazando
para robarnos el oro,
cuando navegábamos en el Mar del Norte
el Mar del Norte, el Mar del Norte
en el ancho y frío Mar del Norte.

Era nuestro más joven camarada
un chico fuerte y audaz,
y le dijo al patrón:
¿Qué me daríais
si yo fuera nadando
y allá el galeón español
hundiera en el Mar del Norte
el Mar del Norte, el Mar del Norte
en el Mar del Norte hundiera yo?

Plata os daría,
un escudo y blasón.
Mi joven hija misma
haría casar con vos,
si fuerais nadando
y allá el galeón español
hundierais en el Mar del Norte
el Mar del Norte, el Mar del Norte
en el Mar del Norte hundierais vos.

El joven rogó al cielo,
saltó luego por la borda
y en el casco del enemigo
tres boquetes taladró.
Y del orgulloso español
ya nunca más se oyó
en todo el ancho Mar del Norte,
el Mar del Norte, el Mar del Norte
en todo el Mar del Norte más se oyó.

Entonces nadó hasta el barco
y los hombres vitoraeron alto.
Pero nuestro patrón no le dio
a su hija por esposa.
Por más que el joven suplicase
Sacadme del agua’
el patrón le dio el Mar del Norte
el Mar del Norte, el Mar del norte,
le dio el Mar del Norte por esposa.

Entonces nadó alrededor del barco,
estaba tan frío y cansado.
Lleno de amargura y desesperación
gritó a sus camaradas
‘Ay, camaradas, subidme,
porque estoy cansado de nadar.
De mí tira el Mar del Norte
el Mar del Norte, el Mar del Norte,
de mí tira el Mar del Norte hacia sí’.

Sus compañeros lo salvaron entonces
pero en la cubierta falleció.
Tras el ‘un-dos-tres en nombre de Dios’,
se fue flotando con la marea
el joven y valiente héroe del mar
mucho más joven aun que nosotros.
Y entonces se hundió en el Mar del Norte,
el Mar del Norte, el Mar del Norte,
y en el Mar del Norte se hundió él.

Boudewijn de Groot – De Noordzee (1965)

Boudewijn de groot - Avond
(1997)

Nu hoef je nooit je jas
   meer aan te trekken
en te hopen
   dat je licht het doet.
Laat buiten de stormwind
   nu maar razen in het donker,
want binnen is het warm
   en licht en goed.
Hand in hand naar buiten
   kijkend waar de regen valt.
Ik zie het vuur van hoop
   en twijfel in je ogen
en ik ken je diepste angst.

[refrein]
Want je kunt niets zeker weten
   en alles gaat voorbij
maar ik geloof, ik geloof,
   ik geloof, ik geloof,
   ik geloof in jou en mij. (bis)

En als je 's morgens opstaat
   ben ik bij je
en misschien
   heb ik al thee gezet.
En als de zon schijnt buiten
   gaan we lopen door de duinen
en als het regent
   gaan we t'rug in bed.
Uren langzaam wakker worden,
   zwevend door de tijd,
ik zie het licht door de gordijnen
en ik weet, 't verleden
   geeft geen zekerheid.

refrein

Ik doe de lichten uit
  en de kamer wordt nu donker.
Een straatlantaarn buiten
   geeft wat licht,
en de dingen in de kamer
   worden vrienden die gaan slapen,
de stoelen staan te wachten
   op 't ontbijt.
En morgen word ik wakker
   met de geur van brood en honing.
De glans van gouden
   zonlicht in je haar,
en de dingen in de kamer,
   ik zeg ze ‘welterusten’,
vanavond gaan we slapen
   en morgen zien we wel.
Maar de dingen in de kamer
   zouden levenloze dingen zijn,
zonder jou.

En je kunt niets zeker weten
   want alles gaat voorbij
maar ik geloof, ik geloof,
   ik geloof, ik geloof,
ik geloof in jou en mij. (bis)

Boudewijn de groot – Atardecer (1997)

Ya no hace falta que
   te vuelvas a poner el abrigo
y a esperar
   que la luz funcione.
Deja que fuera el viento tempestuoso
   ruja en la oscuridad,
porque dentro hay calor
   y luz y se está bien.
De la mano mirando afuera
   a donde cae la lluvia.
Veo el fuego de la esperanza
   y de la duda en tus ojos
y conozco tu miedo más profundo.

[estribillo]
Porque nada puedes saber seguro
   y todo pasará
pero yo creo, yo creo,
   yo creo, yo creo,
   yo creo en ti y en mí. (bis)

Y cuando te levantas por la mañana
   estoy junto a ti
y quizá
   ya he hecho el té.
Y si el sol brilla afuera
   vamos a pasear por las dunas
y si llueve
   nos volvemos a la cama.
Durante horas lentamente despertarse
   flotando por el tiempo,
veo la luz a través de las cortinas
   y ya , el pasado
no da seguridad.

estribillo

Apago las luces
   y el cuarto está ahora a oscuras.
Una farola afuera
   da algo de luz,
y las cosas en la habitación
   se convierten en amigos que se duermen,
las sillas esperan
   al desayuno.
Y mañana me despierto
   con el aroma de pan y miel.
El brillo de la dorada
   luz del sol en tu pelo,
y las cosas en el cuarto
   les digo ‘buenas noches’,
esta noche vamos a dormir
   y mañana ya veremos.
Pero las cosas del cuarto
   serían cosas sin vida
sin ti.

Y nada puedes saber seguro
   porque todo pasará
pero yo creo, yo creo,
   yo creo, yo creo,
yo creo en ti y en mí. (bis)

 

Boudewijn de Groot & Frank Boeijen – Avond

Boudewijn de Groot
– Lage Landen
(2007)

Liggend op mijn rug
   in het gras van Maas en Waal,
kijkend naar de wolken
   die langzaam overdrijven.
Één heeft het gezicht
   van het allereerste meisje,
lieve Inge Blaauw
   ik wil altijd bij je blijven.

Liggend op mijn rug
   in het gras der Lage Landen,
kijkend naar de wolken
   in hun trage glijvlucht
als de gebolde zeilen
   van Bontekoe en De Ruyter,
schepen vol met specerijen,
   zilver en eerzucht.

[refrein]
Lage Landen, Lage Landen,
   melk en honing, overvloed,
en ineengeslagen handen
   grootgebracht met Ne’erlands bloed.

Liggend op mijn rug
   in het gras van Maas en Waal
zie ik de wolken schuimen
   als de golven van de zee.
De duinen en de dijken
   die een weerloos volk beschermen
zijn veiliger dan 't gebed
   van pastoor en dominee.

Liggend op mijn rug
   in het gras der Lage Landen
kijkend naar de wolken
   als trage wieken van een molen.
Ik zie de zakken meel en graan
   in metershoge stapels
waarachter eens in oorlogstijd
   de mensen zich verscholen.

refrein

Liggend op mijn rug
   in het gras van Maas en Waal
hagelwitte wolken
   aan een maandagmorgenwaslijn.

Ze zien er veelbelovend uit
   en drijven vredig over
wat zouden dan opeens
   die regendruppels in het gras zijn.

Liggend op mijn rug
   in het gras der Lage Landen
zie ik een dikke grijze deken
   van Delfzijl tot aan Veere.
ik zie nauwelijks verschil
   de gewenning is begonnen,
er drijven regenwolken mee
   als wolven in schaapskleren.

refrein

Liggend op mijn rug
   in het gras der Lage Landen
zie ik donkergrijze wolken
   en grilliger van vorm.
Één dreigt vol moordzucht
   en een andere ontbloot zijn tanden
ze hangen roerloos boven me
   in de stilte voor de storm.

Lage Landen, Lage Landen,
   melk en honing, overvloed,
uit ineengeslagen handen
   vloeit steeds vaker Ne’erlands bloed.

Boudewijn de Groot
– Países Bajos
(2007)

Tumbado boca arriba
   en la hierba entre el Mosa y el Waal,
mirando las nubes
   que lentas pasan flotando.
Una tiene el rostro
   de la primera chica,
querida Inge Blaauw
   quiero quedarme siempre contigo.

Tumbado boca arriba
   en la hierba de los Países Bajos,
mirando las nubes
   en su lento planear
como las velas hinchadas
   de Bontekoe y De Ruyter,
galeones llenos de especias,
   plata y ambición.

[estribillo]
Países Bajos, Países Bajos,
   leche y miel, todo abundancia,
y manos golpeadas
   criadas con sangre de Holanda.

Tumbado boca arriba
   en la hierba entre el Mosa y el Waal
veo las nubes hacer espuma
   como las olas del mar.
Las dunas y los diques
   que protegen a un pueblo indefenso
son más seguros que la oración
   del cura y el pastor.

Tumbado boca arriba
   en la hierba de los Países Bajos
mirando las nubes
   como lentas aspas de un molino.
Veo los sacos de harina y grano
   en pilas de metros de alto
tras los que en tiempos de guerra
   las gentes se protegían.

estribillo

Tumbado boca arriba
   en la hierba entre el Mosa y el Waal,
nubes blancas como la nieve
   en la cuerda de la ropa de un lunes por la mañana.
Parecen muy prometedoras
   y flotan pacíficas por encima
¿qué serán entonces de pronto
   esas gotas de lluvia en la hierba?

Tumbado boca arriba
   en la hierba de los Países Bajos,
veo un grueso manto gris
   desde Delfzijl hasta Veere.
Apenas veo diferencia
   la aclimatación ha comenzado,
flotan también nubes de lluvia
   como lobos con piel de cordero.

estribillo

Tumbado boca arriba
   en la hierba de los Países Bajos,
veo nubes gris oscuro
   y de formas más caprichosas.
Una amenaza feroz
   y otra desnuda sus dientes
cuelgan inmóviles sobre mí
   en la calma que precede a la tormenta.

Países Bajos, Países Bajos,
   leche y miel, todo abundancia,
de manos golpeadas
   fluye cada vez más veces la sangre de Holanda.

Boudewijn de Groot – Lage Landen

Boudewijn de Groot – Achter Glas (2015)

Ik zag mijn vader achter glas
in witte tropenkleren.
Ik vroeg hem hoe het vroeger was
toen hij nog vrouwenjager was,
zoals zovele tropenheren
onder de palmen van Soerabaja
de groene dreven van Bandoeng
de geur van de Djeroek Poeroet.
Maar hij zweeg,
zoals hij altijd had gezwegen,
en hij zweeg voorgoed.

Ik zag mijn moeder achter glas
als kleine witte vlinder.
Ik vroeg haar hoe het vroeger was
toen zij een jonge moeder was,
nog door geen angst gehinderd
aan het strand van Soerabaja
de koele tuinen van Bandoeng
het geluid van de Perkoetoet.
Maar zij zweeg,
liever had ze niet gezwegen,
maar zij zweeg voorgoed.

Ik zie mezelf achter glas
als oude grijze jongen.
Ik weet niet hoe het vroeger was
toen ik nog pasgeboren was.
Mijn leven onbezongen
onder het bloed van Batavia
de hongersdood van Tjideng
gebogen in de jappengroet.
Waar mijn moeder zweeg,
waar mijn vader zweeg,
omdat zij wel moesten zwijgen,
en sindsdien hebben gezwegen

Boudewijn de Groot – Tras un cristal (2015)

Vi a mi padre tras un cristal
con la ropa blanca del trópico.
Le pregunté cómo era hace tiempo
cuando aún era un mujeriego,
como tantos señores del trópico
bajo las palmeras de Surabaya
las verdes avenidas de Bandung
el aroma de las hojas de lima.
Pero él calló,
como siempre había callado,
y calló para siempre.

Vi a mi madre tras un cristal
como una pequeña mariposa blanca.
Le pregunté cómo era hace tiempo
cuando era una joven madre
que aún no sabía de miedos
en la playa de Surabaya
los frescos jardines de Bandung
el sonido de la tórtola.
Pero ella calló
habría preferido no callar
pero calló para siempre.

Me veo a mí tras un cristal
como un viejo muchacho gris.
No cómo era hace tiempo
cuando acababa de nacer.
Mi vida estaba aún sin cantar
bajo la sangre de Batavia
la hambruna mortal de Tjideng*
inclinados según el saludo japonés.
Donde mi madre calló,
donde mi padre calló,
porque tenían que callar,
y desde entonces han callado.

 
El campo de internamiento japonés para mujeres de Tjideng  en la isla de Java, actual Indonesia (Chi-deng, véase el vídeo de abajo).

Vrouweninterneringskamp Tjideng op Java (na de bevrijding)

… de bemiddeling van de Marinevoorlichtingsdienst. We zijn hier in de gelegenheid [ onderbroken ] één van de meest beruchte kampen van West-Java, het Tjideng Kamp in Batavia.

Duizenden Nederlandse vrouwen en kinderen zijn bijna vier jaar lang in kleine huisjes en krotten samengebracht, in voor blanken onhoudbare omstandigheden.

Deze opnames zijn gemaakt toen de geallieerden en Nederlandse troepen Batavia reeds bezet hadden, en alweer zijn de kampen reeds veel verbeterd [dan ‘t] was.

Voor dien tijd hadden de vrouwen praktisch geen kleding en schoeisel. Miljoenen vliegen en allerlei ongedierte besmetten het toch al karig etensrantsoen.

De hygiënische toestanden laten alles te wensen over. Het aantal bewoners per huis bedraagt tussen de zestig en honderdveertig, en dat in huizen die ingericht zijn op een normale bewoning door hoogstens vier personen.

De overvolle beerputten moeten met de hand geleegd worden en uitgestort in de vuilwaterput die vlak naast de drinkwaterput ligt.

De gemeenschappelijke keuken. Tijdens de bezetting werd het werk door de vrouwen gedaan. Het is verwonderlijk hoe deze Hollandse vrouwen het doorheen gekomen zijn, ondanks de vernederingen en de zware lichamelijke en geestelijke kwellingen hen door de Jappen toegebracht.

 

Campo de Internamiento para Mujeres 'Tjideng' en Java (tras la liberación)

… la mediación del servicio de información de la Marina. Aquí tenemos la oportunidad [ se interrumpe ] uno de los campos con peor fama de Java Occidental, el Campo de Tjideng en Batavia.

Miles de mujeres y niños neerlandeses fueron reunidos durante casi cuatro años en pequeñas casitas y chabolas, en condiciones insostenibles para blancos.

Estas tomas se hicieron cuando los aliados y las tropas neerlandesas ya habían ocupado Batavia, y de nuevo están los campos mucho mejor [de lo que] estaban.

Antes de eso, las mujeres no tenían prácticamente vestidos ni calzado. Millones de moscas y toda case de alimañas infectaban la ya de por sí escasa ración de comida.

Las condiciones sanitarias dejan todo que desear. El número de habitantes por casa alcanza entre sesenta y ciento cuarenta, y eso en casas que estás ocupadas en condiciones normales por a lo sumo cuatro personas.

Los rebosantes pozos negros han de ser vaciados a mano y vertidos en el depósito de agua sucia, que está junto al depósito de agua potable.

La cocina común. Durante la ocupación el trabajo lo hacían las mujeres. Es asombroso cómo estas mujeres holandesas lo han soportado, a pesar de las humillaciones, y los graves  tormentos físicos y psíquicos que les han infligido los japoneses.