Vragenlijst Dialogen – Les 4

C1 – In de trein

Hoeveel  mensen zijn er in de dialoog?

Is dit formeel of informeel?

Hoe heten ze?

> En jij: hoe heet je?

Wat is de situatie?

Wat vraagt Steven? (Wat wil Steven weten?)

Is die plaats vrij?

Wat antwoordt Joep?

> Is deze plaats vrij?

Mag je in de trein roken?

Waar komt Steven vandaan?

> En jij: waar kom je vandaan?

Hoe is hij naar Nederland gekomen?

> En jij: hoe ben je naar Spanje gekomen?

En Joep? Waar komt hij vandaan?

Hoe lang heeft Steven gevlogen?

Wat gaat Steven doen in Nederland?

> Heb je ook familie in Nederland? En in Spanje?

> Weet jij een leuk museum in A’dam?

> Wat kun je in Granada zien/bekijken?

Waar gaat Joep naartoe?

Waar ligt Den Haag?

 
C5 –
Met de fiets

Hoeveel  mensen zijn er in deze dialoog?

Hoe heten ze?

Is dit formeel of informeel?

Wat is de situatie?

Wie belt wie?

Heeft Anna een leuke vakantie gehad?

Wat heeft ze gedaan?

> Heb je gisteren lekker gegeten?

> Heb je gisteren veel gedaan?

Wat gaat Anna [op] vrijdag doen?

Waar gaan ze naartoe met de fiets?

Is Sandra daar ooit geweest?

> En jij, ben je daar ooit geweest?

Wie gaat ook mee?

Kan Sandra ook meegaan?

Waarom?

> Heb jij een fiets?

 
C9 –
Een fiets huren

Waar kan je in Nederland een fiets huren?

[Wat moet je daarvoor doen?]

Waar betaal je?

Waar krijg je de fiets?

Hoe lang mag je de fiets gebruiken?

Wat moet je aan het loket laten zien?

Hoeveel soorten fietsen hebben ze?