> Audio van de tekst - Audio del texto http://neerlandesparatodos.com/wp-content/uploads/sites/14/2015/07/15-Computers-enzo.mp3 Computers en zoDoor A. van Drecht, bewerkt door F. García de la Banda Voor mij hebben computers en internet twee belangrijke functies. Ik heb ze nodig voor mijn werk, en om op afstand te kunnen communiceren. Voor mijn werk heb ik een computer nodig omdat ik voor een internetbedrijf werk. Hiervoor heb ik 'Word' nodig om teksten te schrijven. Ook moet ik ze daarna opsturen naar het bedrijf, waarvoor ik internet nodig heb. Zonder computer zou ik geen werk hebben! Omdat ik vaak ver weg ben van mijn vrienden, zijn e-mail en Whatsapp voor mij ook heel belangrijk. Bijna iedereen heeft dat tegenwoordig en daardoor is het makkelijk om in contact te blijven. Maar niet alleen Whatsapp, ook Skype vind ik een goed programma. Want normaal bellen kost hándenvol geld en met Skype is het gratis. Computers spelen dus een belangrijke rol in mijn sociale leven. Hoewel ik niet zo technisch ben, begrijp ik computers redelijk goed. Als er een probleem is, kan ik dat vaak zelf oplossen. En zo niet, dan bel ik mijn broer! Hij weet alles van computers, en bouwt ze ook zelf.Een maand geleden heb ik een laptop gekocht, zodat ik hem altijd mee kan nemen. Hij is heel handig, niet zwaar en gemakkelijk te bedienen. Maar dan moet er natuurlijk wel internet zijn in het huis waar ik woon. Op dit moment hebben we dat niet. Daarom ga ik elke dag naar een internetcafé. Het kost geld, maar gelukkig niet heel veel. Naast werken en communiceren doe ik niet veel andere dingen op internet. Toch heb ik wel een favoriete website: www.dictionary.com. Hier hebben ze allerlei soorten woordenboeken en informatie over taal en dat...
> Audio van de tekst - Audio del texto http://neerlandesparatodos.com/wp-content/uploads/sites/14/2015/07/16-Vriendschap.mp3 VriendschapDoor A. van Drecht, bewerkt door F. García de la Banda Mijn belangrijkste vrienden heb ik ontmoet op de middelbare school. Toen we allemaal ongeveer 14 waren, leerden we elkaar kennen. Langzaam werden we toen een hechte groep. Nu zijn we al tien jaar beste vrienden. Het zijn in totaal acht personen, zes meisjes en twee jongens. Doordat we elkaar al tien jaar lang kennen, weten we bijna alles over elkaar. Na de middelbare school gingen we studeren. Sinds vijf jaar wonen we allemaal ergens anders, maar we houden contact. Soms bellen we, soms e-mailen we, en soms spreken we af. Bijna elk jaar gaan we met z’n allen op vakantie. Dan hebben we alle tijd om te praten, te lachen en elkaar bij te praten. Naast deze vrienden heb ik nog 'losse' vriendschappen. Met sommige vriendinnen deel ik alles en met andere maar een beetje. Het ligt eraan of je je op je gemak voelt bij iemand. Met mijn beste vriend deel ik naast onze vriendschap ook onze hobby: muziek. We gaan dan vaak samen naar een concert, oefenen samen of luisteren naar muziek. Vrienden zijn voor mij heel belangrijk. Ten eerste kun je met hen praten over problemen. Zij kunnen je advies geven als je dat nodig hebt. Ten tweede is het vaak fijner om samen dingen te doen dan alleen. Ik ga bijvoorbeeld liever met hen naar de film dan alleen. Liefde is anders dan vriendschap, omdat ik mijn vriendinnen langer kan missen dan mijn vriend. Als ik een vriendin een paar maanden niet zie, is dat oké. Als ik mijn vriend een paar maanden niet zie, vind ik dat heel erg en mis ik hem...
Een (informeel) telefoongesprek: Een afspraak maken door de telefoon de telefoon opnemen/ophangen (coger/colgar el teléfono)in gesprek zijn (estar comunicando) - contact opnemen + zich voorstellen (establecer contacto + presentarse)- iemand groeten (saludar a alguien)- iemand een voorstel doen (hacer una propuesta a alguien)- afspreken (quedar)- afscheid nemen (despedirse) Fernando - [trriiiiing…] Goedemiddag, met Fernando.Arthur - Dag Fernando, met Arthur. Hoe gaat het? F Goed, dank je, en met jou? A Ook goed, dank je. a) A Kijk, heb je zin om vanavond naar een concert te gaan? F (positief): Ja, daar heb ik ook zin in! Ik heb ook zin om naar een concert te gaan! F (negatief): Eigenlijk niet. Ik ben vanavond een beetje moe. Ik heb er niet zo veel zin in. b) A Kijk, ik heb zin om vanavond naar de film/een café te gaan, kom je mee? F (positief): Natuurlijk: ik kom graag mee. F (negatief): Sorry, Arthur, maar ik kan vanavond niet. Ik heb al een afspraak met mijn zus om haar te helpen met verhuizen. c) A Kijk, er is een interessante tentoonstelling in de stad. Houd je van moderne kunst? F (positief): Ja, ik vind moderne kunst prima, en ik heb de avond vrij (ik hoef vanavond niet te studeren). Waar/hoe laat spreken we af? F (negatief): Ja, daar houd ik heel veel van, maar vanavond heb ik geen tijd. Ik moet hard studeren voor een examen. A a) Ik kan je om 7 uur ophalen, is dat goed?A b) [Zullen we] om 7 uur in café Bos/ op de faculteit [afspreken]?F Prima. Tot vanavond dan. Dag Arthur!A Dag Fernando! Oefening: iemand uitnodigen om… 1.- (zaterdag) bij jou te komen eten 2.- (zondag) bij jou een kopje thee te drinken 3.-...
Gesprek over een reis (een reisverslag) (informeel)Dag, Pilar. Je bent op reis geweest [je hebt een reis gemaakt], niet waar?> Ja, ik ging naar Cuba, als afstudeerreis. De reis:- Waar ging je heen/naartoe? [Waar ben je geweest? Waar ben je heen/naartoe gegaan?] - Wanneer vertrok je? [Wanneer ben je vertrokken?] - Hoe laat vertrok je? [Hoe laat ben je vertrokken?] - Hoe heb je gereisd? [Wat voor vervoermiddel heb je gebruikt?][> Ik ging met de auto, de bus, de trein, de boot, het vliegtuig…] - Hoe lang duurde de reis? - Was de reis vermoeiend? - Hoe veel kostte de reis (alles inbegrepen/inclusief)? - Was het duur of goedkoop? - Hoe veel kostte je vliegticket/vliegkaartje? [bus-, trein-, boot-] - Met wie reisde je: alleen of met vrienden/familie? - Nam je veel bagage (koffers) mee? [Heb je veel bagage (koffers) meegenomen?] - Had je probleem met je bagage (je koffers)? Logeren:- Waar logeerde je? [in een hotel, pension/ bij familie, bij een vriend] - Was het een goed hotel/pension? [een twee-, drie-, vier-, vijfsterrenhotel: met sauna, (overdekt) zwembad, tennisbaan, leuke terrasjes] - Had je een leuke kamer? [groot, mooi, modern; schoon; met uitzicht op een tuin/een plein/een gracht/zee/de bergen…] Het weer:- Heb je goed/mooi weer gehad? [Regende het veel?] Cadeautjes:- Heb iets leuks gekocht? [(souveniers, cadeautjes voor vrienden en familie, voor jezelf] Bezienswaardigheden:- En hoe was het in …? - Heb je veel gezien (van het land/de stad)?[bezienswaardigheden: monumenten, gebouwen, kerken [kathedralen] historische buurten, pleinen, grachten, musea; natuur: natuurgebieden, bergen, stranden, duinen...] De mensen:- Waren de mensen (er/daar) vriendelijk/aardig [symphatiek]? - Heb je veel mensen leren kennen? [Heb je (veel) vrienden gemaakt?] Het leukste (aanraden/aanbevelen/adviseren):- Wat vond je het leukst? En wat was het minst...
Gesprek op een zomercursus (in Portugal)Gesprek met een (mede)cursist Persoonlijke gegevens - Dag, hoe heet je? - Waar kom je vandaan? - Waar ben je geboren? - Waar woon je (in Spanje/Portugal)? - Woon je in een studentenhuis of in een flat? - Hoe oud ben je? - Heb je een vriendje/ een lief [VL]/ een (vaste) relatie? - Heb je vrienden in Portugal? - Spreek je (een beetje) Portugees? Over de reis - Houd je van reizen? - In welke landen ben je geweest? - Hoe was je reis? [Heb je een goede reis gehad?] - Hoe lang duurde het? - Ben je (heel) moe van de reis? - Hoe ben je (hiernaartoe) gekomen? [Hoe heb je gereisd?] [Hoe ben je naar Portugal gereisd?] [Ben je met het vliegtuig (of met de trein) gekomen?] - In welke luchthaven [welk vliegveld] ben je aangekomen? - Met wie ben je gekomen? [Ben je alleen gekomen?] - Hoe lang ben je hier al? - Wanneer ben je aangekomen? [Wanneer kwam je aan?] Over studie en Nederlands - Aan welke Universiteit/Faculteit studeer je? [Waaar studeer je Nederlands] - Wat studeer je? - In welk jaar zit je? [> Ik zit op het/mijn derde/vierde jaar] - Hoe lang heb je Nederlands gestudeerd? - Hoe heet je docent Nederlands? - Waarom studeer je Nederlands? - Vind je de taal moeilijk/mooi? - Wat vind je het moeilijkst (van het Nederlands)? - Welke talen spreek je? - Kan je goed Engels spreken? Over (de Nederlandse) literatuur - Houd je van lezen/literatuur? - Heb je boeken in het Nederlands gelezen? - Houd je van de Nederlandse literatuur? - Welke schrijvers ken je? [Welke schrijvers heb je liever?] [Welke zijn je lievelingsschrijvers?] - Welke boeken heb je laatst...
Gesprek op een receptie in Brussel(formeel) - Mag ik me even voorstellen? - Hoe heet u? - Hoe spelt u uw naam? - Hoe maakt u het? [Hoe gaat het met u] - Waar komt u vandaan? - Waar ligt dat? - Waar woont u? [In welke buurt/straat woont u?] - Waar wonen uw ouders? - Hoe heten ze? - Hebt u broers of zussen? - Wat doen ze? [Wat voor werk doen/hebben ze?] [= Wat soort werk...] - Bent u getrouwd? [Huwen/trouwen (casarse), trouw zijn (ser fiel), het huwelijk (el matrimonio), de bruiloft (la boda), de bruid (la novia) + de bruidegom (el novio)] - Hebt u kinderen? - Hoe oud zijn ze? - Wat doet u in Brussel? - Bent u al lang in Brussel [Hoe lang bent u al in Brussel?] - In welke buurt woont u? - Is dat een goede buurt (om te wonen)? - Gaat u met de auto naar het werk? - [Hoe gaat u naar het werk?] - Is de bus/de tram in Brussel snel? - Hoe duur zijn de taxi’s in Brussel? - In welk hotel logeert u ? - Hoe vindt u Brussel? - Hebt u veel gezien van de stad? - Hebt u veel bezienswaardigheden gezien/bezocht? - Wat raadt u me aan? [Wat beveelt u me aan?] - [aanraden, raadde aan, aangeraden: aconsejar aanbevelen, beval aan, aanbevolen: recomendar] - Welke monumenten zijn belangrijk (om te zien)? - Welk museum is het belangrijst/leukst? - Welke straat is het bekendst? - Waar ligt het centrum? - Hoeveel mensen/inwoners heeft Brussel? Naar een restaurant - Hebt u honger? - Hebt u zin om te eten? - Hebt u zin om naar een restaurant te gaan? - Kent...