Frans Halsema
Frans Halsema werd in 1939 geboren aan de rand van de Amsterdamse Jordaan, als zoon van een katholieke reclametekenaar. In zijn jeugd was hij misdienaar en trad op in de door zijn vader geschreven revuetjes.
Tijdens zijn militaire dienstplicht kreeg hij een schrijversopleiding en ging hij 's avonds naar de cabaretschool van Bob Bouber in Amsterdam. Enkele jaren later leerde hij het vak bij het ABC-cabaret van Wim Kan en Corry Vonk.
Grote roem oogstte hij in de jaren zeventig. Hij maakte talloze televisieshows, maakte enkele theatershows met Gerad Cox en speelde twee seizoenen lang de rol van 'Frans' in de musical En nu naar Bed van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. Het duet 'Vluchten kan niet meer' uit die musical, met Jenny Arean, werd een klassieker. In 1977 kwam Halsema met zijn eerste one-manshow, 'Ik, ik en nog er 's ik'.
In 1983 wees hij een verzoek af om op het Boekenbal op te treden vanwege problemen met zijn stembanden. Februari 1984 overleed Frans Halsema aan keelkanker. Halsema ligt begraven op Zorgvlied. Zijn graf wordt afgebakend door kleine keien. Aan zijn hoofdeinde ligt een grote kei.
Frans Halsema
Frans Halsema nació en 1939 en el linde del barrio amsterdamés del Jordaan, hijo de un dibujante de publicidad católico. En su juventud fue monaguillo y actuó en los pequeños espectáculos de variedades escritos por su padre.
Durante el servicio militar recibió formación como escritor e iba por la tarde a la escuela de cabaret de Bob Bouber en Ámsterdam. Algunos años más tarde aprendió el oficio en el cabaret ABC de Wim Kan y Corry Vonk.
El gran éxito lo cosechó en los años setenta. Realizó incontables shows televisivos, hizo algunos shows para teatro con Gerad Cox y representó durante dos temporadas el papel de ‘Frans’ en el musical Y ahora a la cama de Annie M.G. Schmidt y Harry Bannink. El dúo ‘Ya no es posible huir’, de ese musical, con Jenny Arean, se convirtió en todo un clásico. En 1977 Halsema se presentó con su primer espectáculo en solitario Yo, yo y otra vez yo.
En 1983 rechazó la petición de actuar en la Boekenbal (fiesta que inaugura la ‘Semana del Libro’) a causa de problemas en las cuerdas vocales. En febrero de 1984 Frans Halsema fallecía de cáncer de garganta. Halsema está enterrado en el cementerio de Zorgvlied. Su tumba está delimitada por pequeños guijarros. En la cabecera hay una piedra grande.
> Enlace a la discografía de Frans Halsema
Frans Halsema – Thérèse (1963)
Louter uit balorigheid
en om me te vermaken,
niet omdat ik waarde hecht
aan bovenaardse zaken,
ben ik destijds
naar een helderziende toe gegaan.
Eerst zat ze alleen maar
vage nonsense uit te kramen,
maar toen sprak ze: 'ik zie
boeken und ein' blonde Dame,
zai iest Schreibster
of iets dicht ertegenaan.'
Ik ben toen heel vlug weggegaan
en heb wat lopen vloeken,
dat moest beslist Thérèse zijn,
Thérèse van de Boeken,
die ik vanaf m'n kleuterjaren
hevig heb bemind
maar die alleen voor boekenwurmen
warme woorden vindt.
Thérèse die van boeken houdt
als Teddy Scholten van Henk,
Thérèse waar ik dag en nacht
en vaker nog aan denk...
Thérèse, Thérèse, bibliothecaresse,
jouw accuratesse
weerhoudt me van m'n doel,
Thérèse, Thérèse,
toon wat meer souplesse,
dan toon ik in finesses
m'n diepere gevoel.
Zonder liefdes wijze lessen
kom je bij de ouwe bessen,
Thérèse, Thérèse, bibliothecaresse.
Zeker dat de toekomst nu
vol rozengeur zou wezen
ben ik elke ochtend
in de leeszaal wezen lezen,
las ik om het even wat,
dat kwam er niet op aan.
Trillend van emotie
las ik Plato's Dialogen,
Twintig Eeuwen Christendom
met tranen in m'n ogen,
eens zou de voorspelling
in vervulling moeten gaan.
Maar of ik nou om Shakespeare vroeg,
Carmiggelt of Voltaire,
Thérèse bleef er koeltjes bij
gelijk een frigidaire.
Thérèse zag de liefde
als een vloek van Lucebert,
maar dat je d'r aan mee kon doen,
dat vond ze ordinair.
Thérèse zag geen man in mij,
alleen een leeszaalklant,
ik vloekte op m'n bijgeloof,
en op m'n clairvoyante.
Thérèse, Thérèse, bibliothecaresse,
een diaconesse is zwoeler dan jij.
Thérèse, Thérèse,
jij laat me maar wat klessen,
ik raak aan de fles
en dan is 't voorbij.
Zonder liefdes wijze lessen...
Toen ik 'n proces aanging
tegen m'n helderziende,
sprak ze dat ik geen volmaakte
zaligheid verdiende
daar ik niet voldoende
auf die Sternen hat vertraut.
Moe van haar gewauwel
ging ik 't nog 'ns proberen,
wierp ik mij wanhopig
wenend op Eline Vere,
maar Thérèses ogen
bleven zakelijk en blauw.
Tot op de zevenentwintigste maart van het jaar onzes heren negentiendrieënzestig.
Toen geschiedde 'n mirakel waarvan ik de boven-natuurlijkheid hierbij mondeling bevestig.
Toen voltrok zich het wonder dat de helderziende mij in haar oneindige wijsheid reeds lang had beloofd:
het dikste boek van 't hele openbare bibliotheek- en lees-zaalwezen kwam naar beneden gedonderd op Thérèses hoofd.
Ik nam haar in m'n armen
en ik heb haar zacht getroost.
Thérèse heeft geglimlacht
en Thérèse heeft gebloosd.
Wat ik in al die maanden
onbenullig had verklunst,
werd goedgemaakt door middel
van Het Boek der Zwarte Kunst.
Thérèse, Thérèse, bibliothecaresse,
eindelijk succes,
wie had dat ooit gedacht.
Thérèse, Thérèse, ik weet 'n adres en
daar drinken we 'n fles en
daar blijven we vannacht.
Zonder liefdes wijze lessen,
kwam je bij de ouwe bessen,
Thérèse, Thérèse, biblio-maîtresse!
Frans Halsema – Teresa (1963)
Sólo por mala uva
y para divertirme,
no porque dé importancia
a las cosas sobrenaturales,
me fui en aquella época
a [ver a] una vidente.
Al principio se puso solo
a soltar chorradas vagas
pero entonces dijo: 'veo
libros y una rubia dama,
egs egskritoga
o algo similar.'
Entonces me fui muy rápido
y anduve un rato maldiciendo
esa tenía que ser sin duda Teresa,
Teresa de los Libros,
a quien desde que era un párvulín
he amado con pasión
pero quien sólo es amable
con las ratas de biblioteca.
Teresa que ama los libros
como Teddy Scholten a Henk
Teresa en quien pienso día y noche
y aún más a menudo…
Teresa, Teresa, bibliotecaria,
tu minuciosidad
me frena en mi objetivo
Teresa, Teresa,
muestra algo más de flexibilidad
y yo mostraré con finezas
mi sentimiento más profundo.
Sin las sabias lecciones del amor
te quedas para vestir santos
Teresa, Teresa, bibliotecaria.
Seguro ahora de que ahora el futuro
estaría perfumado de rosas
estuve cada mañana
en la sala de lectura leyendo,
leía cualquier cosa,
no se trataba de eso.
Temblando de emoción
leí los Diálogos de Platón,
Veinte siglos de cristiandad
con lágrimas en los ojos,
algún día la profecía
se habría de cumplir.
Pero tanto si pedía Shakespeare,
Carmiggelt o Voltaire,
Teresa se mantenía fría,
igual que una nevera.
Teresa veía el amor
como una maldición de Lucebert,
pero que pudieras tomar parte en ello,
eso le parecía vulgar.
Teresa no veía en mí a un hombre,
sólo un cliente de la sala de lectura
maldije mi superstición,
y también a mi vidente.
Teresa, Teresa, bibliotecaria,
una diaconesa es más sensual que tú.
Teresa, Teresa,
tú solo me das palique,
pues yo me doy a la botella
y se acabó el asunto.
Sin las sabias lecciones del amor…
Cuando inicié un pleito
contra mi vidente,
dijo que yo no merecía
la salvación completa
pues no había confiado
suficientemente en lags egstrellas.
Cansado de su cháchara
volví a intentarlo una vez más,
me arrojé desesperadamente
llorando sobre Eline Vere,
pero los ojos de Teresa
seguían sin emoción y azules.
Hasta que el veintisete de marzo del año de nuestro señor de mil novecientos sesentaitrés.
Entonces sucedió un milagro cuya naturaleza subrenatural aquí oralmente confirmo.
Entonces se cumplió el milagro que la vidente en su infinita sabiduría hacía tiempo me había prometido:
el libro más grueso de toda la biblioteca pública y sala de lectura cayó estrepitosamente sobre la cabeza de Teresa.
La tomé en mis brazos
y la consolé suavemente,
Teresa sonrió
y también se sonrojó.
Lo que yo en todos esos meses
había intentado torpemente
se pudo arreglar por medio
de El libro de la Magia Negra.
Teresa, Teresa, biliotecaria,
éxito al final,
quién lo habría pensado.
Teresa, Teresa, yo conozco una dirección y
allí nos bebemos una botella y
nos quedamos esta noche.
Sin las sabias lecciones del amor
te quedarías para vestir santos
Teresa, Teresa, bibliote-querida!
Zondagmiddag Buitenveldert (1969)
Het weer is net wat opgehelderd.
Het is zondagmiddag Buitenveldert.
De flats zijn hoog en goed gebouwd.
Daartussen is het kaal en open.
De jongen en het meisje lopen
er eenzaam en verliefd en koud.
De groenstrook langs de supermarkt
ligt nog te jong, te aangeharkt
tussen de voorrangswegen.
Hij zegt 'ik wil met je naar bed'.
Zij hoort het niet want er daalt net
gierend een DC-9.
Mannen met stomme-film-gebaren
staan doelloos uit het raam te staren
tot het begin van Monitor.
En volgens langs de AVRO-bode.
Daar buiten om de tijd te doden,
de twee in het troosteloos decor.
Het meisje zegt 'ik hou van jou'.
De jongen denkt 'waar kan het nou?
De hele boel zit tegen.'
Hij drukt z'n nagels in haar hand
en laag scheert over het wijde land
alweer een DC-9.
Ze staan verloren in de vlakte.
Hij denkt 'als ik haar hier eens pakte
voor het oog van heel de nette buurt'.
Zij denkt 'wat z'in de verte bouwen
is misschien klaar als wij gaan trouwen,
maar God weet hoelang dat nog duurt'.
Het is zondagmiddag eindeloos.
In blokkedoos, na blokkedoos
zeggen ze 'er komt regen'.
De twee gaan schuilen in een portiek
voor regen, leegte en publiek.
Er gaat een licht aan hier en daar.
Zondag half-vijf, het glas staat klaar.
Er worden zakjes friet gehaald.
Laag over Buitenveldert daalt
huilend een DC-9.
Mediodía de domingo en Buitenveldert (1969)
El tiempo se acaba de aclarar un poco.
Es mediodía de domingo en Buitenveldert.
Las torres de pisos son altas y bien construidas.
En medio la nada, solares vacíos.
El chico y la chica pasean
solitarios, enamorados y fríos.
La hilera verde junto al supermercado
es aún demasiado joven, demasiado cuidada
entre las calles principales.
Él dice 'quiero acostarme contigo'.
Ella no lo oye porque aterriza
bramando un DC-9.
Hombres con gestos de cine mudo
miran embobados por la ventana
hasta que comienza Monitor [tv].
Y luego a mirar el programa de la AVRO.
Afuera para matar el tiempo,
la pareja en el escenario desolador.
La chica dice 'te quiero'.
El chico piensa '¿dónde hacerlo?
Todo está en nuestra contra'.
Él aprieta las uñas en la mano de ella
y sobre la ancha tierra pasa rozando
de nuevo un DC-9.
Ellos están perdidos en la llanura.
Él piensa 'si la pillara aquí un momento,
a la vista de todo el respetable vecindario'.
Ella piensa 'lo que construyen a lo lejos
quizá esté listo cuando nos casemos,
pero sabe Dios cuánto tardará eso aún'.
Es un mediodía de domingo sin fin.
En caja de hormigón tras caja de hormigón
dicen 'se acerca la lluvia'.
Los dos van a refugiarse a un soportal
de la lluvia, del vacío y del público.
Se enciende una luz aquí y allá.
Domingo cuatro y media, el vaso está listo.
La gente se lleva cucuruchos de patatas fritas.
Sobre Buitenveldert aterriza muy bajo
gimiendo un DC-9.
Vluchten kan niet meer (1972)
Vluchten kan niet meer,
ik zou niet weten hoe.
Vluchten kan niet meer,
ik zou niet weten waar naartoe.
Hoe ver moet je gaan?
De verre landen zijn oorlogslanden,
Veiligheidsraad, vergaderingslanden,
Ontbladeringslanden, toeristenstranden.
Hoe ver moet je gaan?
Vluchten kan niet meer.
Zelfs de maan staat vol met kruiwagentjes
en op Venus zijn instrumenten.
En op aarde zingt de laatste vogel
in de laatste lente.
Vluchten kan niet meer,
ik zou niet weten waar.
Schuilen alleen nog wel,
Schuilen bij elkaar.
Vluchten kan niet meer (2x)
Vluchten kan niet meer,
het heeft geen enkele zin.
Vluchten kan niet meer,
ik zou niet weten waarin.
Hoe ver moet je gaan
in zaken of werk of in discipline,
in ying of in yang of in heroine,
in status en auto en geld verdienen?
Hoe ver moet je gaan?
Vluchten kan niet meer.
Hier in Holland sterft de laatste vlinder
op de allerlaatste bloem.
En alle muziek die overblijft
is de supersonische boem.
Vluchten kan niet meer,
ik zou niet weten waar.
Schuilen kan nog wel,
heel dicht bij elkaar.
We maken ons eigen alternatiefje
met of zonder boterbriefje.
M'n liefje, m'n liefje, wat wil je nog meer?
Vluchten kan niet meer (2x)
Ya no es posible huir (1972)
Ya no es posible huir,
no sabría cómo.
Ya no es posible huir
no sabría a dónde.
¿Hasta dónde has de ir?
Los países lejanos son países en guerra
Consejo de Seguridad, países de reuniones,
países de defoliación, playas de turistas.
¿Hasta dónde has de ir?
Ya no es posible huir.
Incluso la luna está llena de carretillas,
y en Venus hay herramientas.
Y en la tierra canta el último pájaro
en la última primavera.
Ya no es posible huir,
no sabría dónde.
Tan solo refugiarse,
refugiarse unos junto a otros.
Ya no es posible huir. (2x)
Ya no es posible huir.
No tiene ningun sentido.
Ya no es posible huir,
no sabría en dónde.
¿Hasta dónde has de ir
en los negocios o el trabajo o en disciplina,
en ying o en yang o en heroína,
en estátus y coche y ganar dinero.
¿Hasta dónde has de ir?
Ya no es posible huir.
Aquí en Holanda muere la última mariposa
sobre la últimísima flor.
Y toda la música que queda
es el supersónico ‘bum’.
Ya no es posible huir,
no sabría dónde.
Tan solo refugiarse,
muy juntos uno del otro.
Nos buscamos nuestra propia salida,
con o sin que haya ‘mordida’.
Cariño, cariño, ¿qué más quieres?
Ya no es posible huir. (2x)
Voor haar (1977)
Zij verstaat de kunst van bij me horen.
In mijn lichaam
heeft ze plaats gemaakt voor twee.
In mijn ogen woont ze, in mijn oren.
Ze hoort en ziet mijn hele leven met me mee.
Soms begint ze in mijn hart te zingen.
Waar het nacht wordt
heeft ze lichtjes aangedaan.
En door haar weet ik dan door te dringen
tot de onvermoede schat van ons bestaan.
Zo alleen maar wil ik verder leven,
schuilend bij elkaar.
En als ik oud moet worden,
dan alleen met haar.
Zij kent al mijn dromen en mijn wanen,
al mijn haast en al mijn hoon en mijn spijt.
Als ik lach kent zij alleen de tranen
die daarachter liggen in de tijd.
Zij is meer dan deze woorden zeggen.
In mijn lichaam
heeft ze plaats gemaakt voor twee.
Maar wie weet een wonder uit te leggen,
en een wonder draag ik met me mee.
Para ella (1977)
Ella entiende el arte de estar a mi lado.
En mi cuerpo
ha hecho sitio para dos.
En mis ojos vive, en mis oídos.
Ella oye y ve mi vida entera conmigo.
A veces comienza a cantar en mi corazón.
Donde se hace de noche
ella ha encendido lucecitas.
Y gracias a ella sé cómo penetrar
en el tesoro insospechado de nuestra existencia.
Solamente así quiero seguir viviendo
refugiándonos el uno en el otro.
Y si he de envejecer,
entonces sólo con ella.
Ella conoce todos mis sueños y mis fantasías,
toda mi prisa y mis burlas y mi remordimiento.
Cuando río solo ella conoce las lágrimas
que hay detrás, en otro tiempo.
Ella es más de lo que dicen estas palabras.
En mi cuerpo
ha hecho sitio para dos.
Mas quién puede explicar un prodigio,
y un prodigio llevo yo conmigo.