Lucebert, pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk (Amsterdam, 15 september 1924 – Alkmaar, 10 mei 1994) was een Nederlands dichter en schilder. Als dichter werd hij gezien als de voorman van de beweging van de Vijftigers, een progressieve groep dichters die na de Tweede Wereldoorlog begon te experimenteren met vorm en inhoud. Als schilder was hij nauw betrokken bij de Amsterdams poot van de experimentele Cobra-groep.
Lucebert, seudónimo de Lubertus Jacobus Swaanswijk (Ámsterdam, 15 de septiembre de 1924 – Alkmaar, 10 de mayo de 1994) fue un poeta y pintor neerlandés. Como poeta se le vio como el líder del movimiento de los Cincuentistas, un grupo de poetas progresistas que tras la Segunda Guerra Mundial comenzó a experimentar con forma y contenido. Como pintor estuvo estrechamente ligado a la rama amsterdamesa del grupo experimental Cobra.
Letterkundig Museum – Lucebert (1924-1994) | Bergen, Nederland
Letterkundig Museum – Lucebert (1924-1994) | Bergen, Nederland
Lucebert: een schilder, dichter en fotograaf. Hij was de keizer van de vijfigers, en hij nam in 1954 de prijs voor poëzie in Amsterdam in ontvangst als keizer. En dat gaf een enorme rel, en de uitreiking werd afgeslast.
Zijn poëzie is moeilijk toegankelijk. Hem horen voorlezen was tegelijkertijd zijn poëzie begrijpen. Hartstochtelijk, overrompelend, en een enorme overvloed aan beelden, dat typeert zijn poëzie.
[voorlezing: Pieter Boskma]
ik zie mijzelf als bloem
wenende stieren achter duiven aan
en het is mislukt het is nog niet versprongen
de heksen zongen wel de wormen wrongen
zich hemelwaarts op naar de tepel der zon
maar ik steeds verstokt in de intieme bloem vergast
op archaïsche volmaaktheid
bij deze neiging tot diergedaanten
is beheerste inkeer misdaad
mijn vingertoppen vallen mij af
als ik mijn ogen aanraak
mijn rond en dicht heelal een graf
dat naar geheime zijde openstaat
openstaat en aanhoort in iedere danser
die voorbijdanst de stoorzender van het oorspronkelijk woord
die de gedaante dansende ongedaan maakt zoals eens in didam
waar ik op heuvels woonde tussen het wonder
als een kopschuwe bloem tussen het ontzaglijke onkruid
ik besluit het wordt mij hier te klein
in dit benauwde rijk tussen de kroonbladeren
ik ga nu niet vanzelfsprekend naar de fauna over
maar bij getover het vanzelfsprekende
de verbinding tussen de beminde en het beest
tussen boze vliegengod en goede geest
wordt te niet gedaan als ik dit schrijf en jij dit leest
[Salud, maestro!]
Lucebert: pintor, poeta y fotógrafo. Fue el Emperador de los Cincuentistas, y en 1954 recibió el premio de poesía de Ámsterdam vestido de César. Y eso produjo un alboroto enorme y la entrega se suspendió.
Su poesía no es fácilmente accesible. Escucharle a él leer era a la vez comprender su poesía. Pasional, sorprendente, y con una enorme profusión de imágenes, esas son las características de su poesía.
[lectura: Pieter Boskma]
me veo como una flor
toros que lloran persiguiendo palomas
y ha sido un fracaso aún no ha saltado
las brujas cantaban, sí, los gusanos se retorcían
hacia los cielos hacia el pezón del sol
pero yo testarudo siempre huésped en la íntima flor
en perfección arcaica
con esta tendencia a las figuras animales
la introspección controlada es un crimen
las yemas de los dedos se me caen
al tocarme los ojos
mi universo redondo y cerrado una tumba
que se abre al flanco oculto
que se abre y escucha en cada bailarín
que pasa danzando la emisora de interferencias de la palabra original
que deshace la figura danzante como hace tiempo en didam
donde vivía yo sobre colinas entre el milagro
como una tímida flor entre malezas gigantes
concluyo que aquí todo me es demasiado pequeño
en este sofocante reino entre los pétalos
no voy a pasarme por ello obviamente a la fauna
pero por magia lo obvio
la relación entre la amada y la bestia
entre el maléfico dios de las moscas y el benéfico espíritu
queda anulada al escribir yo esto y tú leerlo
[¡Salud, maestro!]
Basada en la traducción de Francisco Carrasquer en: Lucebert. Antología. Barcelona: Plaza y Janés, 1978
[ik draai een kleine revolutie af] (1952)
ik draai een kleine revolutie af
ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land
ik ben weer water
ik draag schuimende koppen op mijn hoofd
ik draag schietende schimmen in mijn hoofd
op mijn rug rust een zeemeermin
op mijn rug rust de wind
de wind en de zeemeermin zingen
de schuimende koppen ruisen
de schietende schimmen vallen
ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing
[Doy vuelta a una pequeña revolución] (1952)
Doy vuelta a una pequeña revolución
Doy vuelta a una pequeña hermosa revolución
Ya no estoy hecho de tierra
Vuelvo a ser agua
Llevo crestas espumosas sobre la cabeza
Llevo sombras fulminantes dentro de la cabeza
Sobre mi espalda descansa una sirena
Sobre mi espalda descansa el viento
El viento y la sirena cantan
Las crestas espumosas susurran
Las sombras fulminantes caen
Doy vuelta a una pequeña hermosa rumorosa revolución
Y caigo y susurro y canto
Traducción de Jorge Heredia y Heleen Sittig en: Lucebert: La tiranía de la libertad. Dibujos. Poemas. Pinturas. Valencia: IVAM, 2000
[er is alles in de wereld het is alles] (1952)
er is alles in de wereld het is alles
de dolle hondenglimlach van de honger
de heksenangsten van de pijn en
de grote gier en zucht de grote
oude zware nachtegalen
het is alles in de wereld er is alles
allen die zonder licht leven
de in ijzeren longen gevangen libellen
hebben van hard stenen horloges
de kracht en de snelheid
binnen het gebroken papier van de macht
gaapt onder de verdwaalde kogel van de vrede
gaapt voor de kortzichtige kogel van de oorlog
de leeggestolen schedel
de erosie
er is alles in de wereld het is alles
arm en smal en langzaam geboren
slaapwandelaars in een koud circus alles
is in de wereld het is alles
slaap
[en el mundo hay de todo es todo] (1952)
en el mundo hay de todo es todo
la sonrisa de perro rabioso del hambre
los miedos brujescos del dolor y
el gran buitre y suspiro los grandes
los viejos los pesados ruiseñores
en el mundo es todo hay de todo
todos aquellos que viven sin luz
las libélulas presas dentro de pulmones de hierro
tienen la fuerza y la velocidad
cual relojes de granítica piedra
dentro de la cuartilla rota del poder
se abre debajo de la extraviada bala de la paz
se abre ante la obtusa bala de la guerra
el cráneo saqueado
la erosión
en el mundo hay de todo es todo
pobre y estrecho y nacidos lentamente
sonámbulos en un circo frío todo
es en el mundo es todo
sueño
Traducción de Jorge Heredia y Heleen Sittig en: Lucebert: La tiranía de la libertad. Dibujos. Poemas. Pinturas. Valencia: IVAM, 2000
[ik tracht op poëtische wijze] (1952)
ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen
ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg
in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum
niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen
ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht
[intento de manera poética] (1952)
intento de manera poética
es decir
iluminadas las aguas de la simplicidad
expresar
el espacio de la vida plena
si es que no fuera humano
al igual que una multitud de gente
sino el que fui
el ángel pétreo o líquido
el nacimiento y la putrefacción no me hubieran tocado
el camino que va de la desolación a la comunidad
el camino de las piedras piedras animales animales pájaros pájaros
no estaría tan sucio
como ahora dejan ver mis poemas
instantáneas del camino
en este tiempo lo que solía llamarse
belleza belleza se ha quemado la cara
ella ya no consuela a los hombres
ella consuela a las larvas a los reptiles a las ratas
pero al hombre lo asusta
y lo hiere con la conciencia
de ser una migaja de pan en la falda del universo
ya no es solamente el mal
la puñalada mortal que nos vuelve rebeldes o sumisos
sino también el bien
el abrazo que nos deja desesperadamente hurgando a tientas
el espacio
es por eso que he buscado
a la lengua en su belleza
he sabido que a ella no le quedaba mas humanidad
que el gagueo de la sombra
que el gagueo de la ensordecedora luz del sol
Traducción de Jorge Heredia y Heleen Sittig en: Lucebert: La tiranía de la libertad. Dibujos. Poemas. Pinturas. Valencia: IVAM, 2000
visser van ma yuan (1953)
onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser
golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
pescador de ma yuan (1953)
bajo nubes navegan las aves
bajo olas los peces vuelan
pero entre ellos el pescador descansa
las olas se vuelven altas nubes
las nubes se vuelven altas olas
pero entretanto el pescador descansa
Traducción de Jorge Heredia y Heleen Sittig en: Lucebert: La tiranía de la libertad. Dibujos. Poemas. Pinturas. Valencia: IVAM, 2000