Opstellen ‘Nederlands 2’
1.- Een dag in mijn leven. Wat doe ik op een dag?
2.- Mijn hobby’s
3.- Eten en drinken. Wat eet ik op een dag?
4.- De verleden tijd. Wat deed ik gisteren?
+ Een e-mail aan een vriend(-in) II
+ Wat wil ik van/in de zomer doen?
+ [naar iemand vragen, naar zijn/haar familie, wat hij/zij gaat doen, een afspraak maken, enz.]
Composiciones ‘Neerlandés 2′
1.- Un día en mi vida. ¿Qué hago en un día?
2.- Mis aficiones
3.- Comer y beber. ¿Qué como en un día?
4.- El pasado. ¿Qué hice ayer?
+ Un e-mail a un amigo/a II
+ ¿Qué quiero hacer en el verano?
+ [Preguntar por alguien, por su familia, lo que (él/ella) va a hacer, quedar, etc.]
1.- Wat doe ik op een dag?
[Mathilde van Doorne - VL]
1.- Wat doe ik op een dag?
Dit is wat ik op een dag doe. De wekker gaat om half 8. Dan word ik wakker. Ik sta meteen/onmiddellijk op en doe het licht aan. Dan ga ik naar de badkamer en neem een douche [duʃ]. Om 8 uur ontbijt ik. Ik neem gewoonlijk een kopje koffie met melk en suiker en een toast (= geroosterd brood) met margarine en jam [Ʒem] (confituur - VL), of honing. Soms maak ik verse jus d´orange. In het weekend ['wikent] lees ik de krant terwijl ik ontbijt. Dan maak ik mijn bed op en ga naar de universiteit. Ik blijf op de universiteit van 9 (negen) uur 's morgens tot 3 (drie) uur 's middags. Ik heb veel colleges/lessen [ko'leiƷƏs].
Om 3 (drie) uur ga ik naar huis om te eten. ´s Middags eet ik warm: een sla, rijst, pasta of aardappels met vlees, vis of kip, en in de winter een soepje. Na het eten was ik af en kijk even (naar de) televisie. Dan studeer ik tot half 8 (acht). Op dinsdag en donderdag ga ik weer naar de universiteit, want ik heb les van 8 (acht) uur tot kwart voor 10 (tien). Na mijn les ga ik terug naar huis. Dan eet ik een boterham of een omelet en drink een glas melk. Om 10 (tien) uur kijk ik naar het nieuws, en dan luister ik naar muziek. Later lees of studeer ik tot 1 (één) uur, en dan ga ik naar bed. Ik word heel moe van zo´n [= zo een] drukke dag.
In het weekend heb ik tijd voor alles. Ik slaap uit, maak mijn flat [flet] schoon, doe de was en ga naar de supermarkt om boodschappen te doen. ´s Middags heb ik tijd om lekker te koken en lekker lang te lezen of naar muziek te luisteren. ´s Avonds ga ik met mijn vrienden uit. Soms gaan we naar een restaurant, soms gaan we naar een café en zitten op en terras, of gaan we naar de disco om te dansen. Op woensdag ga ik vaak naar de bioscoop, want het is goedkoper. Af en toe ga ik in het weekend naar mijn ouders. Ze wonen niet in Granada.
1.- ¿Qué hago en un día?
Esto es lo que hago en un día. El despertador suena a las 7 y media. Entonces me despierto. Me levanto inmediatamente y enciendo la luz. Luego voy al baño y me doy una ducha. A las 8 (ocho) desayuno. Normalmente tomo una taza de café con leche y azúcar y una tostada (= pan tostado) con margarina y mermelada, o miel. A veces hago zumo de naranja natural. En el fin de semana leo el periódico mientras desayuno. Luego hago la cama y voy a la universidad. Me quedo en la universidad de 9 (nueve) de la mañana a 3 (tres) del mediodía. Tengo muchas clases.
A las 3 (tres) voy a casa a comer. Al mediodía como caliente: una ensalada, arroz, pasta o patatas con carne, pescado o pollo, y en (el) invierno una sopita. Tras la comida friego y veo un rato la tele. Luego estudio hasta las 7 (siete) y media. Los martes y jueves vuelvo a la universidad, porque tengo clase de 8 (ocho) a 10 (diez) menos cuarto. Tras la clase vuelvo a casa. Entonces como un bocadillo o una tortilla y bebo un vaso de leche. A las 10 (diez) veo las noticias, y luego escucho música. Después leo o estudio hasta la 1 (una), y luego me voy a la cama. Acabo muy cansad@ de un día tan ajetreado.
En el finde tengo tiempo para todo. Duermo hasta tarde, limpio el piso, hago la colada y voy al supermercado a hacer la compra. A mediodía tengo tiempo para cocinar algo rico y leer un buen rato, o escuchar música. Por la tarde salgo con mis amig@s. A veces vamos a un restaurante, a veces vamos a un bar y nos sentamos en una terraza, o nos vamos a la discoteca a bailar. Los miércoles voy a menudo al cine, porque es más barato. De vez en cuando voy en el finde a casa de mis padres. No viven en Granada.
2.- Mijn hobby’s (Vrije tijd & Hobby’s)
[Mathilde van Doorne - VL]
2.- Mijn hobby’s (Vrije tijd & Hobby’s)
[Gebaseerd op les 4 van Code Nederlands 1]
Wat zijn je hobby´s? Wat doe je het liefst in je vrije tijd?
[~ Wat zijn uw hobby´s? Wat doet u het liefst in uw vrije tijd?]
1.- Ga je graag uit? Wat doe je dan? [~ Gaat u graag uit? Wat doet u dan?]
> Ja, ik ga (heel) graag uit.
Ja, ik ga (heel) graag naar een feest
Nee, ik ga (absoluut-helemaal) niet graag uit.
Nee, ik ga (absoluut-helemaal) niet graag naar een feest: ik houd niet van feesten.
→ Ga je graag...? - naar een feest, naar een café; naar een restaurant; een disco; de bioscoop-de film; het theater; een museum; een vriend(-in)
1b - Ga je liever naar een vriend of naar een café? [~ Gaat u liever naar ... of naar ...?]
> Ik ga liever naar een vriend (dan naar een café)
→ Ga je liever naar... of naar...? (een café/ een vriend); (de bioscoop/ het theater); (een feest/ een disco); (een restaurant/ een museum); (het park/ het fitnesscentrum); (het strand/ de bergen)
2.- Blijf je graag thuis? Wat doe je dan? [~ Blijft u graag thuis? Wat doet u dan?]
> Ja, ik blijf graag thuis. Ik lees graag een boek (een roman-poëzie-de krant)
Nee, ik blijf (absoluut-helemaal) niet graag thuis: ik hou(d) niet van thuisblijven
→ Wat doe je dan? een boek lezen; (naar de) televisie kijken; naar muziek luisteren; brieven schrijven; je e-mails bekijken; op internet surfen; whatsappen; koken; een kopje koffie/thee drinken met een vriend; niets doen; lekker uitrusten-uitslapen
2b - Wat doe je liever: televisie kijken of naar muziek luisteren? [~ Wat doet u liever: …?]
> Ik luister liever naar muziek
Ik houd van beide/allebei = Ik vind beide/allebei leuk.
Ik houd van geen enkele (van beide) = Ik vind beide/allebei niet leuk.
→ Wat doe je liever? (televisie kijken/ naar muziek luisteren), (de krant/een boek lezen), (koken/ schoonmaken), (je e-mails bekijken/ op internet surfen), (whatsappen/praten met een vriend) (thuisblijven/ uitgaan)
3.- Sport je graag? [~ Sport u graag?]
> Ja, ik sport (heel) graag. Ik hou(d) (veel) van sport. Ik ben (heel) sportief
Ja, ik sport soms/ af en toe
Nee, ik sport( absoluut-helemaal) niet graag: ik hou(d) niet van sport. Ik ben (absoluut-helemaal) niet sportief
→ Speel je graag…? voetbal, basketbal, volleybal; tennis, padel(-tennis), badmington, tafeltennis; hockey, rugby, golf, judo, karate / biljart, poker, darts, tafelvoetbal…
3b - Doe je graag-veel-vaak aan sport? [~ Doet u graag-veel-vaak aan sport?]
> Ja, ik doe (heel) graag-veel-vaak aan sport.
Ja, ik doe soms/ af en toe aan sport. Ik ga twee keer per week naar het fitnesscentrum/ de sportzaal
Nee, absoluut-helemaal niet: ik hou(d) niet van sport. Ik ben (absoluut-helemaal) niet sportief
→ Doe je graag aan…? voetbal, basketbal, volleybal; tennis, padel(-tennis), badmington, tafeltennis; hockey, rugby, golf, judo, karate / biljart, poker, darts, tafelvoetbal…
+
atletiek, joggen, aerobics, fitnessen, spinning / parapente, deltavliegen, bungeejumpen ('puenting') / boksen, capoeira, schermen (esgrima) / yoga, taichi / rolschaatsen (patinar sobre ruedas), inline skaten, skaten (= skateboarden, montar en monopatín), steppen (en patinete)/ [watersport] zwemmen, snorkelen (bucear con gafas y tubo), duiken (bucear con o sin equipo), roeien (remar), surfen, windsurfen, kitesurfen, zeilen, waterskiën, schoonspringen (saltos de trampolín) / wielrennen, mountainbiken, paardrijden; [wintersport] skiën, langlaufen (e. de fondo), snowboarden, sleeën (en trineo), schaatsen (patinaje sobre hielo), kunstrijden (= kunstschaatsen, patinaje artístico)
3c - Speel je liever voetbal of basketbal? [~ Speelt u liever ...?]
> Ik speel liever basketbal (dan voetbal).
Ik hou(d) van beide/allebei = Ik vind beide/allebei leuk. = Ik speel graag allebei
Ik hou(d) van geen enkele (van beide) = Ik vind beide/allebei niet leuk
→ Speel je liever...? (voetbal/ basketbal), (tennis/ padel), (badmington/ tafeltennis), (rugby/ judo), (volleybal/ golf)
3d - Hou(d) je van aerobics? [~ Houdt u van ...?]
> Ja, ik hou(d) (een beetje; heel veel) van aerobics
Nee, ik hou(d) (absoluut-helemaal) niet van aerobics: dat vind ik vervelend-niet leuk-niet interessant
→ joggen [‘dƷogən]/ tennissen/ fietsen/ rolschaatsen/ skiën/ golf/ padel/ zwemmen/ windsurfen…
OBS! Hou(d) je van voetballen? [= voetbal spelen] vs. Hou(d) je van voetbal? [= kijken]
4.- Hou(d) je van bakken? [~ Houdt u van ...?]
> Ja, ik hou(d) (een beetje; heel veel) van bakken.
Nee, ik hou(d) (helemaal/absoluut) niet van bakken: dat vind ik vervelend-niet leuk-niet interessant
→ Hou(d) je van..? muziek maken: de gitaar-de piano spelen, zingen/ tekenen, schilderen/ lezen/ foto´s maken/ spelletjes spelen, kaarten, gamen ['geimən] = videospelletjes spelen (= met de ‘playstation’)/ bakken, koken/ wandelen, reizen/ (munten/postzegels) verzamelen/ musea, films, concerten…
5.- Heb je een huisdier? Welk huisdier vind je het leukst? Welk huisdier zou je willen hebben?
→ Hou(d) je van…? honden, katten/ kanaries, parkieten/ goudvissen, schildpaden/ muizen, hamsters, konijnen, kavia’s…
6.- Of…?
- Ga je naar de kerk of naar de moskee/synagoge? ~ [Gaat u naar…?]
> Ja, ik ga (op zondag/zaterdag/vrijdag/soms) naar de kerk
Nee, ik ga nooit naar de kerk: ik ben niet gelovig
6b - Heb je belangstelling/interesse voor politiek? ~ [Hebt u belangstelling/interesse voor…?]
> Ja, ik heb (een beetje/ veel) belangstelling-interesse voor politiek.
Nee, ik heb (helemaal-absoluut) geen interesse voor politiek
→ Heb je belangstelling/interesse voor ...? politiek, talen, literatuur, poëzie, sport, muziek, dieren...
6c - Ben je lid van een club/vereniging? ~ [Bent u lid van een club/vereniging?]
> Ja, ik ben lid van een boekenclub: hij heet ‘Círculo de Lectores’.
Nee, ik ben lid van geen (boeken)club
→ Ben je lid van een...? sportclub (= sportvereniging), voetbalclub, golfclub, fanclub, fietsclub, leesclub, filmclub, vrouwenclub…
En van een ‘NGO’ (een niet-gouvernementele organisatie)?
> Enlace a Wikipedia ‘Hobby’
> Enlace a Wikipedia ‘Recreatie’
> Enlace a Wikipedia ‘Lijst van sporten’
> Enlace a Wikipedia ‘Wintersport’
> Enlace a Wikipedia ‘Watersport’
> Enlace a Wikipedia ‘Atletiek’
> Enlace a Wikipedia ‘Huisdier’
3.- Wat eet ik op een dag?
[Mathilde van Doorne - VL]
3.- Wat eet ik op een dag?
Dit is wat ik op een dag eet. ´s Ochtends (om acht uur) neem ik een kopje koffie met melk en suiker en eet ik een toast (= geroosterd brood) met margarine en jam [Ʒem] (confituur VL) of honing. In het weekend ['wikent] neem ik cornflakes/granen of müsli met yoghurt, wat fruit, en verse jus d´orange.
´s Middags (rond drie uur) eet ik warm. Door de week eet ik graag een sla, rijst, pasta of gekookte aardappels met een lekker sausje, en wat vlees, vis of kip. Ik kook zelf iedere dag. In het weekend heb ik meer tijd om te koken. In de winter eet ik graag soep. Ik vind soep lekker, maar ik hou(d) niet zo veel van vlees. Thuis drink ik water bij de lunch, maar in een restaurant drink ik graag rode wijn of bier.
´s Avonds rond zeven uur eet ik meestal iets. Warme chocolademelk, bijvoorbeeld [bi'vo:rbeilt], met een gebakje. En om tien uur eet ik thuis nog wat: een boterham of een omelet, en drink een biertje of een glas melk. Dan ga ik naar bed.
Meestal eet ik niets door de dag: een paar snoepjes, of suikervrije kauwgom, dat is alles! Als ik uitga, drink ik meestal bier of rum-cola. Mijn lievelingsdrank is bier en mijn lievelingseten is pasta. Soms ga ik naar een Italiaans, Mexicaans of Chinees [ʃi'neis] restaurant. Dat is niet duur in Granada.
------------------
N.B. Het werkwoord 'ontbijten' is in het Nederlands onovergankelijk. Dus, je kan niet zeggen: *'Ik ontbijt een kopje koffie'. Daarvoor gebruiken we de volgende formules: 'Iets als ontbijt (bij het ontbijt) nemen'.
- Als ontbijt (Bij het ontbijt) neem ik een kopje koffie.
Deze formules kunnen we bij de andere maaltijden gebruiken:
- Wat neem je als ontbijt (bij het ontbijt)/als lunch (bij de lunch)/als avondmaaltijd (bij de avondmaaltijd)?
Voorbeelden:
- Als lunch (Bij de lunch) neem ik graag vis.
- Als avondmaaltijd (´s Avonds/ Bij de avondmaaltijd) neem ik liever geen vlees.
3.- ¿Qué como en un día?
Esto es lo que como en un día. Por la mañana (a las ocho) tomo una taza de café con leche y azúcar y como una tostada (= pan tostado) con margarina y mermelada o miel. Los fines de semana tomo cornflakes/cereales o muesli con yogur, algo de fruta, y zumo natural de naranja.
Al mediodía (hacia las tres) como caliente. Durante la semana me gusta comer una ensalada, arroz, pasta o patatas cocidas con una salsita rica, y algo de carne, pescado o pollo. Yo mismo cocino cada día. En el finde tengo más tiempo para cocinar. En (el) invierno me gusta comer sopa. Me gusta la sopa, pero no me gusta tanto la carne. En casa bebo agua con el almuerzo, pero en un restaurante me gusta beber vino tinto o cerveza.
Por la tarde, hacia las siete, suelo comer algo. Un colacao caliente, por ejemplo, con un bollo/pastelillo. Y a las diez como en casa algo más: un sándwich o una tortilla, y bebo una cervecita o un vaso de leche. Y luego me voy a la cama.
Casi nunca como algo entre horas: unos caramelos, o chicle sin azúcar, ¡eso es todo! Cuando salgo, bebo casi siempre cerveza o cubalibre. Mi bebida favorita es la cerveza y mi comida favorita es la pasta. A veces voy a un restaurante italiano, mexicano o chino. Eso no es caro en Granada.
------------------
N.B. El verbo 'ontbijten' (desayunar) en neerlandés es intransitivo. Así, no se puede decir: *'Ik ontbijt een kopje koffie' (= 'Desayuno una taza de café'). Para ello usamos las siguientes fórmulas: 'Iets als ontbijt (bij het ontbijt) nemen' (Tomar algo de desayuno (al desayuno)).
- De desayuno (Al desayuno) tomo una taza de café).
Estas fórmulas podemos usarlas con las otras comidas:
- ¿Qué tomas de desayuno al desayuno)/de almuerzo (al almuerzo)/ de cena (a la cena)?
Ejemplos:
- De almuerzo (Al almuerzo) me gusta comer pescado.
- De cena (A la cena) prefiero no comer carne.
4.- Wat deed ik gisteren?
[Mathilde van Doorne - VL]
4.- Wat deed ik gisteren?
Dit is wat ik gisteren deed. Gisteren ging de wekker om half 8 (acht). Toen werd ik wakker. Ik stond meteen op en deed het licht aan. Toen ging ik naar de badkamer en nam een douche. Om 8 (acht) uur ontbeet ik. Gisteren nam ik een kopje koffie met melk en suiker en een toast (= geroosterd brood) met margarine en jam/confituur [VL]. Gisteren maakte ik ook verse jus d´orange. Ik ging de krant kopen en las de krant terwijl ik ontbeet. Toen maakte ik mijn bed op en ging naar de universiteit. Ik bleef op de universiteit van 9 (negen) tot 3 (drie) uur. Ik had veel colleges.
Om 3 (drie) uur ging ik naar huis om te eten. Gisteren at ik ´s middags warm: een sla, rijst met vis en een stuk fruit. Na het eten waste ik af en keek even (naar de) televisie. Toen studeerde ik tot half 8 (acht). Gisteren moest ik weer naar de universiteit (gaan), want ik had les van 8 (acht) uur tot kwart voor 10 (tien). Na mijn les ging ik terug naar huis. Toen at ik een boterham en dronk een glas melk. Om 10 uur keek ik naar het nieuws, en dan luisterde ik even naar muziek. Later las ik een roman tot 1 (één) uur, en dan ging ik naar bed. Ik werd heel moe van zo´n drukke dag.
4.- ¿Qué hice ayer?
Esto es lo que hice ayer. Ayer sonó el despertador a las 7 (siete) y media. Entonces me desperté. Me levanté inmediatamente y encendí la luz. Luego fui al baño y me di una ducha. A las 8 (ocho) desayuné. Ayer tomé una taza de café con leche y azúcar y una tostada (= pan tostado) con margarina y mermelada. Ayer hice también zumo de naranja natural. Fui a comprar el periódico y leí el periódico mientras desayunaba. Entonces hice la cama y me fui a la universidad. Me quedé en la universidad de 9 (nueve) a 3 (tres). Tenía/tuve muchas clases.
A las 3 (tres) fui a casa a comer. Ayer comí caliente a mediodía: una ensalada, arroz con pescado y una pieza de fruta. Tras la comida fregué y vi un rato la tele. Después estudié hasta las 7 (siete) y media. Ayer tuve que volver a la universidad, porque tenía clase de 8 (ocho) a 10 (diez) menos cuarto. Tras la clase volví a casa. Entonces comí un sándwich y bebí un vaso de leche. A las 10 (diez) vi las noticias, y luego escuché un rato música. Después leí una novela hasta la 1 (una), y luego me fui a la cama. Acabé muy cansad@ de un día tan ajetreado.