Remco Campert – Tot zoens!
Remco Campert - Tot zoens!
(1986)
Op de Ramblas, onderaan, dicht bij het beeld van Columbus, staan de schoenpoetsers van Barcelona; slordige vrijbuiterige mannen die beschuldigend wijzen naar je schoeisel en er met zware, gebarsten stemmen op aandringen dat je, voor het te laat is, je schoenen laat reinigen.
Uit natuurlijke schroom liep ik de eerste dagen van mijn verblijf met een boogje om hen heen of wendde grote haast voor, maar er kwam een ogenblik waarop ik om van het gezeur af te zijn besloot om op zo'n offerte in te gaan. Ik ging op een terras zitten en na mijn toestemmend knikje hurkte een slaaf aan mijn voeten en begon te smeren, te borstelen en te poetsen aan mijn spiksplinternieuwe, een paar dagen tevoren in Amsterdam gekochte schoenen.
'Mooie schoenen,' zei hij na een poosje.
'Si,' antwoordde ik in smetteloos Spaans.
'Italiaanse schoenen?' vroeg hij.
'Italiaanse schoenen,' bevestigde ik.
Verder wist ik niks.
Plotseling betrok het gezicht van de schoenpoetser en staakte hij zijn bezigheden. Hoofdschuddend tikte hij met zijn vinger op een kreukeltje in het bovenleer van mijn schoen. Daarna bestudeerde hij de onderkant van mijn schoenen en maakte meewarige geluiden. Wat hij daar aantrof scheen ook niet veel soeps te zijn.
Op dat moment was ik verloren. Ik maakte nog een gebaar van niets aan te doen, zo is het leven, alles kreukelt eens, toen zijn gezicht begon te stralen en hij mijn been in een houdgreep nam en op zijn geweldige dij sleurde, zodat ik bijna van mijn stoeltje gleed. Met zijn vrije hand rommelde hij in zijn kistje en bracht een zool te voorschijn die eruit zag als een grote plak drop. Voor ik kon bedenken wat 'Nee, niet doen, meneer' in het Spaans was, begon hij die zool vast te timmeren op de onderkant van de nog maar kort geleden in gebruik genomen schoen. Ook de andere schoen werd in een bliksemactie opgelapt. Al na twee dagen gingen de overbodige nieuwe zolen los zitten, zodat ik me hol flappend door de stad bewoog, als een pinguïn met slecht bevestigde voeten.
Zo'n voorval heeft natuurlijk alles te maken met gebrek aan kennis van de Spaanse taal. Een keer ging ik in hetzelfde land een sigarettenwinkel in om postzegels en een envelop te kopen, produkten die men zich daar naast de rookwaren kan aanschaffen. Tabacos staat er op zo'n winkel, een woord dat een beetje doet denken aan het soort Spaans dat je op je eigen houtje verzint als je nog heel jong bent.
Ik wist dat het woord voor postzegel sello was en dat een envelop een sobre was; er kon dus weinig misgaan, dacht ik. Maar de winkelier keek me wanhopig aan toen ik mijn bestelling had geplaatst en begon weifelend achter zich te tasten naar een sigarettenmerk waarvan hij bijna zeker wist dat het niet bestond.
Later, toen alles op zijn pootjes was terechtgekomen, vroeg ik me af hoe het nu allemaal geklonken zou hebben als het Nederlands was geweest.
Ongeveer zó, vermoed ik.
'Goedegommel.' (Dat is mijn ochtendgroet bij het binnenkomen van de winkel.)
'Wat wenst u?' (De winkelier heeft al iets schichtigs in zijn blik gekregen.)
'Twee pestzagels van zus peezzetas en een vanderlop, astamblief.'
'Wèlk merk zei u precies?'
De winkelier begint aan een lange opsomming van zijn sigarettenmerken. Ik begrijp dat er iets niet goed is gegaan.
'Nee, nee, geen sigoeretzums. Ik wil hebben poeszeggers en een ankerdop. Asserbieft.'
De winkelier helpt eerst een paar andere klanten en drukt me dan een doosje lucifers in de hand.
Verdomme, ik spreek het toch zeker duidelijk genoeg uit. 'Poostzeven,' bijt ik hem toe. 'Twee van zus. En een anvulflop.'
Gelukkig komt er nu een klant binnen die ook postzegels moet hebben en ik begin opgewonden knikkend op de te voorschijn gebrachte zegels te wijzen. De winkelier begrijpt me en even later heb ik er twee van zus te pakken en kort daarop mijn vanvulvop.
'Muy bien, muy bien,' zegt de winkelier zoals men tegen een kind spreekt dat een eenvoudige optelsom tot een goed einde heeft gebracht.
'Hel god, hel god,' echo ik tevreden.
En met een welgemeend 'tot zoens' verlaat ik de zaak.
Remco Campert - ¡Hasta la pista!
(1986)
Al pie de Las Ramblas, junto a la estatua de Colón, están los limpiabotas de Barcelona; unos tipos desastrados y pirateros que apuntan inquisitivamente a tu calzado e insisten, con voz ronca y quebrada, en limpiarte los zapatos, antes de que sea demasiado tarde.
Por timidez natural, los primeros días de mi estancia los esquivaba con un rodeo o simulaba tener mucha prisa, pero llegó un momento en que para quitarme de encima tal engorro decidí aceptar la oferta. Me fui a sentar a una terraza y, tras asentir levemente, se acurrucó a mis pies un esclavo y comenzó a untar, cepillar y limpiar los flamantes zapatos que acababa de comprar unos días antes en Ámsterdam.
―Bonitos zapatos, ―dijo al cabo de un rato.
―Sí, ―respondí en un castellano impecable.
―¿Zapatos italianos? ―inquirió.
―Zapatos italianos, ―afirmé.
Era todo lo que sabía decir.
De repente se le nubló el rostro al limpiabotas y suspendió sus quehaceres. Meneando la cabeza, dio unos leves golpecitos con el índice en una pequeña grieta de la pala. Luego examinó la parte inferior de mis zapatos mientras emitía sonidos de conmiseración. Tampoco lo que había encontrado allí le parecía nada del otro mundo.
En ese momento estaba perdido. Aún pude hacer un gesto de 'qué le vamos a hacer, así es la vida, a todo le acaba saliendo una grietita,' cuando se le iluminó el rostro, me inmovilizó la pierna y la colocó encima de su inmenso muslo, de tal forma que casi me tira de la silla. Con la mano libre revolvió algo en su caja de limpiabotas y sacó una suela que parecía una enorme placa de regaliz. Antes de que pudiera pensar cómo se decía en español 'No lo haga, señor' comenzó a clavetear la suela en la parte inferior del zapato recién estrenado. En una acción relámpago me remendó también el otro zapato. Al cabo de dos días ya se habían despegado las inútiles suelas, de modo que deambulaba por la ciudad haciendo un sonido hueco al pisar, como un pingüino patizambo.
Claro que este tipo de incidentes se deben tan solo al desconocimiento de la lengua española. Cierta vez, en el mismo país, entré en un estanco para comprar sellos y un sobre, productos que se pueden adquirir allí junto a los artículos de fumador. Tabacos pone en esas tiendas, una palabra que recuerda algo a la clase de español que uno se inventa cuando se es aún muy joven.
Sabía que la palabra para un sello era 'sello' y que un sobre se decía 'sobre'; por lo tanto no podía fallar, pensé. Pero el dependiente me miró desesperado al dirigirme a él y comenzó, vacilante, a tantear tras de sí buscando una marca de cigarrillos que estaba casi seguro que no existía.
Más tarde, cuando todo se hubo aclarado, me pregunté cómo habría sonado aquello a oídos de un español.
Más o menos así, me imagino.
―¡Buenos Aires! ―se trata de mi saludo matutino al entrar en la tienda.
―¿Qué desea? ―el dependiente muestra ya cierta aprensión en la mirada.
―Dos sillas de sus pisetas y un sorbo, por babor.
―¿De qué marca ha dicho?
El dependiente inicia una larga enumeración de las marcas de cigarrillos. Comprendo que algo ha fallado.
―No, no, nada de cigagorros. Querer tener sayos, y un sable, por farol.
El dependiente atiende primero a algunos clientes y luego me pone una caja de cerillas en la mano.
¡Maldita sea! ¿Pues no lo pronuncio con suficiente claridad?
―¡Suyos! ―le espeto―. Dos de sis y un serbio.
Por fortuna acierta a entrar en ese instante un cliente que también tiene que comprar sellos y comienzo a señalar los sellos que acaba de sacar mientras, nervioso, asiento con la cabeza. El dependiente me comprende y un poco después ahí están mis dos de ses y luego el sobrio.
―Muy bien, muy bien ―dice el dependiente como se le dice a un niño que ha resuelto una suma fácil.
―Tres bien, tres bien ―respondo yo contento, como un eco.
Y con un respetuoso '¡hasta la pista!' salgo de la tienda.
Traducción inédita: 'Vertaalgroep Nederlands U.C.M.'