C1 – Op de markt
Waar zijn Vera en Els?
Wat is het probleem met de markt op zaterdag?
> Is het ook zo in Spanje?
> Ga je soms naar een openlucht markt?
Wat vindt Vera handig?
> Gebruik je soms een slagroomklopper (om slagroom of eieren te kloppen)?
En wat vindt Vera leuk?
Houdt Els van nylon?
En Vera?
> En jij, vind je nylon prettig?
Zijn de slipjes duur?
Hoeveel kosten ze?
Welke kleuren kiest Vera?
Wie heeft een nieuw horloge nodig, Vera of Els?
> Koop je soms kleren op een openlucht markt?
> En horloges? [op internet?]
Hou je van gouden of zilveren horloges?
> Kan een goed horloge goedkoop zijn?
> Wat vind je ‘goedkoop’ voor een horloge?
> Waar koop je kleren (op de markt, in een warenhuis of in een kledingwinkel)?
> En een horloge? [op de markt, in een warenhuis of in een horlogewinkel].
C4 – In het warenhuis
Wat is de situatie?
Hoe heten de twee vrienden?
En hoe heet het warenhuis?
> Is dat bekend in Nederland en België?
> Welke zijn de bekende warenhuizen in Spanje?
Wat zoeken ze?
Waar liggen de borden?
Wat kost 5 euro per stuk?
En wat denkt Roy van die borden?
Hoeveel kosten de glazen borden?
Hoeveel messen hebben ze thuis?
Is dat genoeg?
Wat doen ze dan?
> Wat heb je liever, een warenhuis of een gewone winkel?
> Wat kan je kopen op een openlucht markt? [eten: groente, fruit, [soms vis, vlees] kaas eieren…; bloemen; kleren; keukengerei; oude of tweedehands dingen [soms kleine meubels, etc.]]
> Wikipedia: Warenhuis / HEMA
> Grandes almacenes = warenhuis
> Gran superficie = groot warenhuis, grote supermarkt, hypermarkt.
> Centro comercial = winkelcentrum