> Enlace al PowerPoint de clase
> Enlace al PowerPoint de clase
Kleren (Vestidos)
[Mathilde van Doorne - VL]
Kleuren (Colores)
[Mathilde van Doorne - VL]
Kleren (Vestidos)
de hoed-en (sombrero)
de pet-ten (gorra)
de jas-sen (abrigo en general)
de mantel-s (abrigo de mujer)
de regenjas-sen (impermeable)
de jack-s/jak/jek-ken (cazadora)
de jurk-en (vestido de mujer)
't pak-ken (vestido)
't kostuum-s ( " )
de/'t colbert-s (chaqueta)
de trui-en (jersey)
't hemd-en (camiseta)
de t-shirt-s (camiseta)
't overhemd-en (camisa)
de bloes-zen (blusa)
de broek-en (pantalón)
de spijkerbroek-en (vaquero)
de rok-ken (falda)
't ondergoed (ropa interior)
de slip-s /-en (slip, braga-s)
't slipje-s (braguita(s))
de onderbroek-en (calzoncillo de chico)
de panty-'s (panty)
de kous-en (medias)
de bh-'s (sujetador)
(de bustehouder-s) ( " )
de sok-ken (calcetines)
de pyjama-'s (pijama)
de schoen-en (zapatos)
de laars-laarzen (bota)
de gymschoen-en (zapatillas de deportes)
de tennisschoen-en ( " )
de zool-zolen (suela)
de hak-ken (tacón)
de veter-s (cordón)
de zwembroek-en (bañador)
‘t zwempak-ken (traje de baño)
de bikini-’s (=)
de paraplu-'s (paraguas)
de sjaal-s (chal/bufanda)
de das-sen (bufanda)
de (strop)das-sen (corbata)
de riem-en (cinturón)
de handschoen-en (guantes)
de (hand)tas-sen (bolso)
de zak-ken (bolsillo)
de zakdoek-en (pañuelo)
de rits(sluiting)-en (cremallera)
't (pols)horloge-s (reloj de pulsera)
de bril [-len] (gafas)
de armband-en (pulsera)
de ring-en (anillo)
de oorring-en (pendiente)
een geruit overhemd (una camisa a cuadros)
met rode en blauwe ruiten (con cuadros rojos y azules)
een gestreept overhemd (una camisa a rayas)
met rode en blauwe strepen (con rayas rojas y azules)
aandoen: (ponerse)
Wat ga je voor het feest aandoen? (¿Qué vas a ponerte para la fiesta?)
aanhebben (llevar puesto)
Wat heb je nu aan? (¿Qué llevas puesto ahora?)
dragen: (llevar puesto)
Wat draag je graag? (¿Qué te gusta ponerte?)
Hij draagt een pak ([Él] lleva un traje)
gekleed zijn (in) (llevar puesto)
Zij is gekleed in een rode jurk ([Ella] lleva un traje rojo)
zich aankleden (vestirse)
zich netjes/slordig aankleden (vestirse bien/ descuidadamente)
hij was netjes/slordig aangekleed ([Él iba bien vestido/con descuido])
Wat een mooie/lelijke bloes! (¡Qué blusa tan bonita/fea!)
Hij is te klein/te groot (Es demasiado grande/ pequeño)
te kort/te lang (demasiado corto/largo)
te breed/te smal (demasiado ancho/estrecho)
te dik/te dun (demasiado grueso/fino)
Welke maat schoenen heb je? (¿Qué número de zapatos tienes?)
Die jas is te klein (Ese abrigo es demasiado pequeño)
Ik heb een grotere maat nodig (Necesito una talla más grande)
> Enlace al PowerPoint de clase
Materialen (Materiales)
[Mathilde van Doorne - VL]
Materialen (Materiales)
gouden (= van goud) (de oro)
zilveren (= van zilver) (de plata)
bronzen (= van brons) (de bronce)
koperen (= van koper) (de cobre)
ijzeren (= van ijzer) (de hierro)
stalen (= van staal) (de acero)
stenen (= van steen) (de piedra)
glazen (= van glas) (de cristal)
houten (van hout) (de madera)
plastic [ˈplɛstɪk] (= van plastic) (de plástico)
leren (= van leer) (de piel)
katoenen (= van katoen) (de algodón)
wollen (= van wol) (de lana)
zijden (= van zijde) (de seda)
fluwelen (= van fluweel) (de terciopelo)
ribfluwelen (= van ribfluweel) (de pana)
corduroy (= van corduroy) (de pana)
flanellen (= van flanel) (de franela)
Hij had gewoon een spijkerbroek en een donkerbruine trui aan.
(Llevaba simplemente unos vaqueros y un jersey marrón oscuro)
In de winter draag ik een dikke jas en een wollen sjaal.
(En invierno me pongo/llevo un abrigo grueso y una bufanda de lana)
In de zomer draag ik een katoenen bloes, een korte broek en gymschoenen.
(En verano me pongo/llevo una blusa de algodón, un pantalón corto y zapatillas de deporte)
Ze had een t-shirt aan en een korte leren rok.
(Llevaba una camiseta y una falda corta de cuero)